h2.post-title{ font-size:18px;}

สอบ MVV, KNS และTGN

เตรียมสอบ MVV


บทความนี้จะพูดถึงการเตรียมตัวสอบ MVV สำหรับผู้ที่ต้องการจะมาพำนัก หรือท่องเที่ยวในประเทศเนเธอร์นานกว่า 90 วัน ซึ่งการยื่นทำวีซ่าชนิดนี้ต้องมีการสอบภาษาและวัฒนธรรมก่อน นั่นคือ
  • Kennis van de Nederlandse Samenleving (KNS) การสอบความจำและความรู้เกี่ยวกับภาษาและวัฒนธรรม
  • Toets Gesproken Nederlands (TGN) การสอบพูด
  • de Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen (GBL) การสอบอ่าน (ดูรายละเอียดเพิ่มเติม การสอบ MVV แบบใหม่)
การสอบนั้นจะเป็นการสอบปากเปล่าโดยพูดผ่านไมโครโฟน(หูฟัง) โชคดีที่ข้อสอบชนิดนี้ไม่ต้องมีการเขียนแต่อย่างใด (เฮ่อ... โล่งอก) การสอบนั้นคุณจะสอบคนเดียวโดยไม่มีคนมาอยู่ด้วย ทุกอย่างจะดำเนินไปโดยอัตโนมัติ และไม่รอเราด้วยนะ ดังนั้นคุณจะต้องพูดให้ชัดเจน สำเนียงถูกต้อง และพูดดังพอ (แต่ไม่ต้องตะโกน) พยายามตอบทุกข้อ ไม่ว่าถูกหรือผิด ก็พูดเอาไว้ก่อน

KNS
ในหัวข้อนี้คุณจะต้องเรียนรู้ประวัติศาสตร์และการอาศัยอยู่ร่วมกันของประเทศเนเธอร์แลนด์ โดยคุณสามารถเรียนได้จากแพ๊คเกจ Naar Nederland ซึ่งประกอบไปด้วย DVD และหนังสือ100รูปภาพพร้อมเฉลย
สำหรับการสอบจริงคุณจะต้องสอบ 30 รูปภาพโดยสุ่มจาก 100 รูปในหนังสือ (รูปและคำตอบนั้นจะเหมือนในหนังสือที่คุณมีอยู่เป๊ะๆ ดังนั้นทำใจให้สบายไม่ต้องไปตื่นขณะอยู่ในห้องสอบ) เท่าที่มดรู้มาก็ไม่มีใครสอบตกในหัวนี้กันนะฟรีข้อสอบ 100 รูปภาพ พร้อมเฉลย

TGN
หัวข้อที่สองนี้เป็นการสอบพูดและฟัง โดยแบ่งออกเป็น 4 หัวข้อย่อยคือ
  1. พูดทวนประโยคสั้นๆ เช่น
    • Twee is te veel.
    • Dat kun je op je vingers natellen.
    • We zien geen oplossing voor uw probleem.
  2. ตอบคำถามสั้นๆ เช่น
    • Kun je melk eten of drinken?
    • Wie woont er op een boerderij?
    • Fiets je op een rivier of op een pad?
  3. พูดคำตรงกันข้าม เช่น
    • in - uit
    • dapper - laf
    • vader - moeder
  4. พูดสรุปเรื่องราวเป็นจำนวน 2 เรื่อง (หัวข้อนี้ไม่คิดคะแนน) เช่น
    • เราต้องฟังว่าเรื่องราวพูดถึงใคร ทำอะไร ที่ไหน เมื่อไหร่
 ตัวอย่างข้อสอบที่เราสามารถทดลองสอบผ่านโทรศัพท์

Toets uw toetsindentificatie nummer in.

We testen eerst het geluid.

Zeg alstublieft de naam van de stad en van het land waar u nu bent.

Welkom bij het oefenexamen Nederlandse taal.

DEEL A. Nazeggen.

U hoort steeds een zin, zeg de zin precies na, bijvoorbeeld, een stem zegt "Dat is een mooi verhaal", en U zegt "Dat is een mooi verhaal".

Nu is het uw beurt.

Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort.
  1. Heb je een pen bij je.
  2. Het is niet helemaal gegaan zoals we verwacht hadden.
  3. Wie is er aan de beurt ?
  4. Dat kan iedereen wel zeggen.
  5. Dat was een pijnlijke vergissing.
  6. Als we tenminste op tijd zijn.
  7. Ik weet niet hoe dat kon gebeuren.
  8. het moet in januari klaar zijn.
  9. We gaan daar de volgende les mee verder.
  10. Door de harde regen zijn veel planten beschadigd.
  11. Heb je terug van vijftig ?

DEEL B. Vragen.


U hoort steeds een korte vraag, geef op elke vraag een kort antwoord, bijvoorbeeld, een stem zegt "Is Januari een dag of een maand ?", en u zegt "Maand" of "Een maand".
Of u hoort : "Een auto, heeft die twee wielen of vier wielen ?", en u zegt "Vier" of "vier wielen".

Nu is het uw beurt.

Luister naar de vraag en geef dan antwoord.
  1. Is een auto om in te rijden of in te koken ?
  2. Wat kun je doen met een mes ?
  3. Is een kerk een gebouw of een poort ?
  4. Hoe noem je iemand die niets kan horen ?
  5. Als je een groot gezin hebt, heb je dan veel of weinig kinderen ?
  6. Wie woont er op een boerderij ?
  7. Hoe noem je het gebouw waar kinderen les krijgen ?
  8. Als iets ingewikkeld is, is het dan makkelijk of moeilijk ?
  9. Kun je melk eten of drinken ?
  10. Wat is langer, een arm of een been ?
  11. Fiets je op een rivier of op een pad ?
  12. Een (1) uur hoeveel kwartier is dat ?

DEEL C. Nazeggen.

U hoort weer zinnen. Zeg elke zin weer precies na, bijvoorbeeld, een stem zegt "Dat is een mooi verhaal, en U zegt "Dat is een mooi verhaal".

Nu is het uw beurt.

Luister naar de zin en zeg precies na wat u hoort.
  1. Ik moet een nieuwe bril.
  2. Dat kan wel kloppen.
  3. Dat kun je op je vingers natellen.
  4. De aardappels zijn op.
  5. we zien geen oplossing voor uw probleem.
  6. Hij gaat ieder weekend vissen.
  7. Hij moet het wat rustiger aan gaan doen.
  8. De volgende keer betaal ik.
  9. Daar heb ik nog nooit van gehoord.
  10. Twee is teveel

DEEL D. Tegenstellingen.

U hoort steeds een woord. U zegt het tegenovergestelde, bijvoorbeeld, u hoort "Hoog", dan zegt u "Laag".
Of u hoort "Niet", dan zegt u "Wel".

Nu is het uw beurt.

Luister naar het woord, en zeg het tegengestelde woord.
  1. Arm.
  2. Laatste.
  3. Gister.
  4. Liefde.
  5. vader.
  6. Erna.
  7. Ochtend.
  8. Oorlog.
  9. Achterin.

DEEL E. Verhalen navertellen.

U hoort korte verhalen. U moet het verhaal navertellen, u krijgt daarvoor 30 seconden.

vertel zoveel mogelijk. Denk bijvoorbeeld aan : "Wie deden er mee ? Wat gebeurde er ? Waar was het ? En hoe liep het af ?"
Vincent wil niet naar school, "maar", zegt zijn moeder, "school is belangrijk als je goed werk wilt vinden en geld wilt verdienen". Zijn vader zegt "het is toch leuk om al je vriendjes te zien op school". Maar Vincent wil geen geld verdienen, en hij heeft niet zoveel vriendjes. Hij gaat naar de haven om naar de boten te kijken, hij droomt van verre landen.
Op het strand staat een harde wind, Henk en Jan zijn aan het voetballen, vlakbij ligt een man op het strand te slapen.Jan schiet de bal naar Henk, maar door de wind gaat het mis. De bal komt op het hoofd van de man terecht, de man schrikt wakker en roept heel boos "Jongens kijk nou toch eens uit !", Henk en Jan zeggen "Sorry meneer, het kwam door de wind", "Oh" zegt de man, "dan is het niet erg, mag ik ook meespelen, ik ben nu toch wakker".
Renate is bang voor vliegtuigen, ze durft niet te vliegen. Ze is zelfs bang voor een vliegtuig dat over komt vliegen. Haar moeder vertelt dat Renate, toen ze klein was, ook al bang was voor vliegtuigen. Als er een vliegtuig over kwam vliegen dook ze altijd onder de tafel of onder een stoel.

Dank u voor het bellen, u kunt nu ophangen.

    เริ่มเรียนภาษาดัตซ์ไปพร้อมกัน โดยเริ่มที่นี่เลยคะ

     

    SEO

    ASR

    Free counter and web stats